Vergeet die Amerikanen, Canadezen,
Chinezen: vele tientallen jaren vóór Google was er al
een zoekmachine, en wel uitgedokterd door een Belg, iets
waaraan vroeger weinig aandacht werd besteed en waar
wij, Belgen, bijzonder fier op kunnen zijn. Het gaat
hier uiteraard niet om een digitale zoekmachine, maar om
een analoge.
Paul Otlet (1868-1944), een jurist en
bibliothecaris, droomde van een ‘mechanisch collectief
geheugen’ in een zeer complex systeem, dat mag beschouwd
worden als de analoge versie van Google. Hij overleed in
1944, arm en gedesillusioneerd. Maar zijn werk wordt
vandaag de dag in een volledig nieuw daglicht geplaatst
en Google “de Groote” beschouwt Paul Otlet als één van
de “vaders van het Internet”.
Paul Otlet (Afbeelding Wikipedia)
De eerste zoekmachine ter wereld was
gemaakt uit papier en hout en bestond uit houten kasten
met schuiven, die gevuld waren met steek- of
indexkaarten: meer dan 16.000.000 indexkaarten.
Het was een ‘uitvinding’ van Paul Otlet,
zoals reeds hoger geschreven, een jurist en een
bibliothecaris uit een welgestelde familie. Hij richtte
het Mundaneum op in 1920 in het centrum van Brussel met
daarin honderden kasten met steekkaarten met alle
boeken, ooit uitgegeven. Niet alleen boeken werden
geïndexeerd, maar ook kranten, posters, postkaarten
(meer dan 200.000) en zelfs allerhande objecten, van
vliegtuigen tot telefoons. Er was zoveel materiaal dat
het archief overdonderd werd, maar met de hulp van
collega’s en buitenlandse organisaties kwam het toch goed. Samen met Henri La Fontaine, die
later de Nobelprijs voor de Vrede won, werkte hij aan
het project sinds 1895. Het Mundaneum was in
feite een mengeling van een publiek museum, een ontmoetingsplaats voor scholieren en een
zeer uitgebreid archief.
De werkwijze was als volgt: vragen
kwamen per brief of per telegram toe, soms 1500 per
jaar. Die vragen gingen over van alles. De antwoorden op die vragen werden dan met
de hand gezocht, wat soms meer van één week werk vroeg. Het was eigenlijk een
papieren Google, maar dan tientallen jaren vóór
Internet en zonder de hulp van computers, een
systeem bedacht door Otlet: de Universele
Decimale Classificatie, dat nog altijd in
bibliotheken wordt gebruikt.
Dit systeem voorzag 10
hoofdonderwerpen die naar eigen inzicht verder konden onderverdeeld worden. Een boek
werd geclassificeerd op onderwerp en op
auteur, alles genoteerd op fichen en in de laden
gestopt.
Répertoire Bibliographique Universel (Afbeelding
Wikipedia)
Mundaneum, Brussel.
Jacques Gillen, de archivaris,
indexeerde de indexkaarten per schuif met talloze
nummers en aanwijzingen, waardoor hij gemakkelijk
informatie kon winnen over de boeken geïndexeerd in de schuif.
Otlet lag in 1934 ook aan de basis van
wat men nu ‘hypertext’ noemt: een ‘netwerk’ van links.
In tijden dat radio en televisie nog geen
gemeengoed waren, zocht hij om al die informatie wereldkundig te maken op grote afstanden
en maakte daarbij gebruik van ondermeer de telefoon.
Hij lag evenzo aan de basis van wat men
tegenwoordig onder ‘Wikipedia’ verstaat: een gegevensbank
met inlichtingen over allerhande onderwerpen. Zijn naam is
echter uit het collectief geheugen verwijderd en anderen zoals de
Amerikanen Vannevar Bush, Ted Nelson en Douglas Engelbart
worden beschouwd als de uitvinders van hypertext en Internet.
Naast zijn verzamelwoede, had Otlet ook
veel belangstelling voor een papierloze verspreiding van kennis.
Hij zag boeken als ‘containers van kennis en ideeën’, in
de praktijk vervangen door bijvoorbeeld
grafieken en diagrammen. En de bespaarde ruimte zou
plaats maken voor microfilms, geluid en film om
alles meer internationaal begrijpelijk en vooral sneller
te maken. Al die ideeën heeft hij
samengebundeld in een boek van 400 pagina’s ‘Traité de documentation’, waarin hij de voordelen
van telefoon uitlegde en waarom ook niet beelden per telefoon? Dit schreef hij al in 1907,
voordat er enigszins sprake was van mobiele telefonie.
Hij droomde dat iedereen, zittend thuis in
een zetel, toegang zou krijgen tot alle informatie (Internet!).
Ondanks deze geweldige toekomstplannen
moest het Mundaneum, wegens gebrek aan belangstelling van enerzijds de banken
en anderzijds de Belgische staat, sluiten in 1934. Bij het begin van de
Tweede Wereldoorlog, toen de Nazi’s Brussel binnenvielen,
verwijderden zij de hele collectie en gebruikten het gebouw om Nazikunstwerken
tentoon te stellen.
Het was pas in 1968 dat een Amerikaanse
onderzoeker, W. Boyd Rayward, delen van de collectie van
steekkaarten terugvond. Reward zocht verder en kwam op het idee een
nieuwe Mundaneum te openen. Dit kwam er in 1998 in de stad Mons
(Henegouwen). Het was kleiner dan het originele, maar had toch 30km
archief.
Het Mundaneummuseum in Mons.
Contact:
Centre d'archives de la Fédération
Wallonie - Bruxelles et espace d'exposition temporaire
76 rue de Nimy - 7000 Mons - Belgique
Téléphone : (0032) 065 31 53 43
Fax: (0032) 065 39 54 86
Email: info@mundaneum.be
http://www.mundaneum.org/
Bronnen:
Historia, Wetenschap in beeld, nr. 8 -
2013, blz. 92-93.
Website: https://nl.wikipedia.org/wiki/Paul_Otlet |